Mooi lelijk is wel knap

Schijn bedriegt vaak. Kijk maar naar fruit: de mooi glanzende paprika blijkt hol te zijn, terwijl de bruine stugge kiwi juist heel fijn is vanbinnen. De ruwe ananas is aan de binnenkant heel sappig, terwijl de zachte perzik een keiharde pit heeft…

Dit is bij mensen precies zo. Je kunt vast wel iemand bedenken bij zo’n perzik of kiwi. Vanbuiten mooi en lief, maar een beetje een koppig karakter. Of juist andersom: aan de buitenkant stoer en bot, maar vanbinnen een zacht eitje. Hoe zit dat eigenlijk bij jou? Wie ben je, en zien anderen jou zoals je echt bent?

David

In 1 Samuël 16 lezen we dat Samuël de opdracht van God krijgt om een zoon van Isaï als nieuwe koning van Israël te zalven. Wanneer hij eenmaal bij het gezin van Isaï is aangekomen, valt zijn oog meteen op Eliab: de grootste en stoerste van de zeven zoons. Maar nee, hij is niet degene die koning zal worden! De Heer zei tegen Samuël: ‘Ga niet af op zijn voorkomen en zijn rijzige gestalte. Ik heb hem afgewezen. Het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart.”

God wilde dat de jongste zoon, de schaapherder David, werd gezalfd tot koning van Israël. God haalt degenen naar voren die voor anderen niet meetellen.

In Gods ogen

Bij God tel je wel mee. Iedereen mag een zoon of dochter zijn van de Vader, je hoeft er niet eerst dit of dat voor te worden. Of je nou dik bent of dun, een grote neus hebt of kleine borsten, goed kan leren of juist beter bent met je handen en voeten: in Gods ogen ben je waardevol. Hij kijkt naar je hart, je diepste ik.

Terug naar de vraag: hoe zie jij jezelf? Hopelijk kan je die vraag beantwoorden met: ‘Ik ben Zijn kind.’ Als je van God bent, ben je pas echt jezelf!

Hoe zie jij jezelf? Laat je je zelfbeeld afhangen van hoe anderen je zien of besef je dat je waardevol bent in Gods ogen?