Lekker in je vel met een schoon ‘huis’.

 

Een paar weken geleden stond Hij ineens voor mijn deur. Ik had over Hem gehoord, en ik wist dat het kon gebeuren, zo’n woninginspectie. Maar ik schrok me een ongeluk. Ik liet Hem binnen en keek gauw nog even rond in mijn huiskamer. Niks aan het handje; alles was netjes opgeruimd.

Hij keek keurend rond en zei; “nou je hebt het zo op het eerste gezicht netjes aan kant. Eens even kijken wat we hier allemaal hebben”.

De woonkamer

Eerst haalde Hij al mijn leugens om bestwil uit de lades; dat waren er nogal wat. Hup, ze werden op tafel gegooid. Hij keek naar boven langs de muren. Er zaten nogal wat scheurtjes van gemakzucht in mijn behang. Op het plafond zat de schimmel van arrogantie.

“Zeg, als je dat soort problemen hebt (hij wees naar het behang en het plafond) zijn er mensen die je kunnen helpen hoor! Je hoeft het niet allemaal alleen op te knappen.” “Ja, die wilde ik steeds bellen, maar het kwam er maar niet van”. Mompelde ik zwakjes.

De keuken

Hij haalde zijn schouders op en liep naar de keuken. Daar begon hij de keukenkastjes open te trekken. Al mijn broze bordjes van eigendunk haalde hij er voorzichtig tussenuit. Hup, ook op de tafel. Hij keek in de prullenbak, die ik allang had moeten legen, die zat vol met oude boosheid. Hij knoopte de zak dicht en zette hem bij de tafel.

De slaapkamer

“Zo, nu alleen nog even naar boven”, zei Hij. ‘Naar boven’, dacht ik, oh nee, de moed begon mij in de schoenen te zinken. Daar had ik niet op gerekend.

Als eerste keek hij onder mijn bed. Daar lagen, keurig op stapeltjes, een aantal gemene roddels. Hij veegde ze bij elkaar en nam ze onder z’n arm. De kledingkast was vol van ijdelheid en ook dat nam hij mee. Hij gooide het door het trapgat naar beneden en vroeg; heb je ook een zolder?

De zolder

“Nou , eh ja, maar die is prima in orde hoor”, stamelde ik. “Mooi, dan vind je het vast niet erg dat ik daar ook even een kijkje neem”, zei hij en hij stampte naar boven.

Schoorvoetend liep ik achter hem aan. Dit ging me de das om doen, dat wist ik zeker! Eerst begon hij met een doos vol gierigheid; “hup die kan ook naar beneden. En wat zit er in deze doos?” Nou zo ging het nog even door, en ik kan je vertellen; ik stond er niet best voor.

Weer naar beneden

Hij nam de dozen mee te trap af, het zweet liep in straatjes langs z’n gezicht. Er was inmiddels al een behoorlijke vuilnisbelt op en rondom mijn eettafel gegroeid. Ik keek ernaar en dacht; nou dit is het dan, ik word mijn huis uitgezet. Ik kon nog net uitbrengen; En nu? Ik bedoel; het was toch niet best wat daar allemaal lag.

Opluchting!

Hij zei; “het is niet best wat hier allemaal ligt. Maar ik ga de hele zooi voor je meenemen. En dan moet je het niet meer komen ophalen hè?”

“Maar ik……maar hoe…….moet ik niet…….mag ik hier blijven dan?”, vroeg ik verbaasd.

“Ja”, zei hij. “Ik wil dat je je veilig voelt en dat je je huis goed verzorgt. De volgende keer als de rommel zich weer op dreigt te stappelen moet je eerder mijn hulp inroepen, okay? Dan kijken we samen naar een oplossing.”

Natuurlijk zou ik dat doen! Ik zou alles doen wat hij zei! Ik mocht blijven!

Ik zag hoe hij alles bij elkaar raapte, en het op z’n rug nam. Ik mocht nog de deur voor Hem open houden; en weg was Hij. Ik bekeek mijn huis. Fris en schoon en gezellig. Ik ga er goed voor zorgen, dat staat vast!

Wat mag Jezus van jou meenemen naar de afvalhoop?